Kabinet onderzoekt varianten van box 3-heffing

Bij de vermogensrendementsheffing wordt een fictief rendement op vermogen belast. Maar nu de spaarrente al vele jaren extreem laag is, staat de heffing niet in verhouding tot het werkelijke rendement dat wordt behaald door belastingplichtigen wiens vermogen voornamelijk uit spaargeld bestaat. Daarom doet het kabinet nu onderzoek naar varianten van de box 3-heffing om deze mensen tegemoet te komen. Voor elke variant zal in kaart worden gebracht in welke mate de belastingheffing aansluit bij de werkelijke spaarrente, hoe robuust de variant is tegen belastingontwijking, wat de gevolgen zijn voor de administratieve lasten voor burgers, wat de gevolgen zijn voor de uitvoering en wat de budgettaire gevolgen zijn.
Bron: MvF, 20-6-2019

Vanaf 2021 verdienen zzp’ers minimaal € 16 per uur

Een deel van de zzp-huishoudens (8,6%) had in 2017 een inkomen onder het bestaansminimum. Het kabinet wil voorkomen dat een groep werkende armen ontstaat. Door de lage tarieven is het voor zzp’ers onmogelijk om te sparen voor werkloosheid en om zich te verzekeren voor ziekte en arbeidsongeschiktheid. Er komt daarom een minimumtarief van € 16 per uur. Dit tarief gaat voor alle zzp’ers gelden, zowel voor de mensen met zakelijke als particuliere klanten. Er komen geen andere criteria zoals de duur van een opdracht. Het minimumtarief gaat gelden voor alle uren die een zzp’er aan een opdracht besteedt. Er is rekening mee gehouden dat zzp’ers gemiddeld een derde van hun tijd moeten besteden aan overige werkzaamheden, zoals administratie. Het tarief is exclusief directe kosten die een zzp’er voor een klus maakt. Kosten voor materiaal komen dan ook bovenop de € 16.
De uitwerking van de maatregel voor de onderkant van de zzp-markt is anders dan in het regeerakkoord was afgesproken. Iedereen met een laag tarief zou een dienstverband krijgen. Maar deze afspraak blijkt niet goed te passen in de Europese wetgeving. Met een minimumtarief verwachten minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Snel van Financiën en staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat voldoende bescherming te bereiken voor de zzp’ers met een zwakke positie op de arbeidsmarkt.
Volgens het kabinet kunnen zzp’ers met een tarief boven de € 75 sparen voor werkloosheid en pensioen en kunnen ze zich verzekeren. Om deze zzp’ers meer ruimte te geven om te ondernemen, kunnen zij straks kiezen voor een zelfstandigenverklaring. Hiermee kunnen deze zzp’ers vooraf met hun opdrachtgever afspreken dat ze als ondernemer zelfstandige werken. Om de zelfstandigenverklaring te kunnen gebruiken, mag een opdracht niet langer dan een jaar duren. Ook is een inschrijving in de Kamer van Koophandel nodig. Als zzp’ers aan deze voorwaarden voldoen, lopen ze geen risico op naheffingen zoals de loonheffing. Ook krijgen ze zoveel mogelijk zekerheid over arbeidsrechtelijke gevolgen, pensioen en cao-bepalingen.
Bovenstaande maatregelen zijn beide onderdeel van de nieuwe wet- en regelgeving die zzp’ers meer duidelijkheid moet geven. Het kabinet wil echte ondernemers meer ruimte geven en tegelijkertijd schijnzelfstandigheid tegengaan. Deze wetgeving is complex, maar vordert gestaag. Het streven is de wetgeving per 2021 in werking te laten treden. Om alle zzp’ers en hun opdrachtgevers meer duidelijkheid te geven over de vraag of een opdracht als zzp’er uitgevoerd mag worden, onderzoekt het kabinet in hoeverre een webmodule die zekerheid kan geven. Momenteel wordt deze webmodule getest met behulp van toekomstige gebruikers, na de zomer zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de resultaten.
In afwachting van de nieuwe wetgeving is een handhavingsmoratorium ingesteld voor het inhuren van zelfstandigen, dat geldt tot 1 januari 2021. De mogelijkheden tot handhaven worden aangescherpt: vanaf 1 januari 2020 kan de Belastingdienst ook handhaven wanneer opdrachtgevers hun werkwijze binnen een redelijke termijn niet aanpassen na aanwijzingen van de Belastingdienst. Ook komen er extra mensen beschikbaar om meer toezicht te houden. Ook de Inspectie SZW heeft meer capaciteit gekregen om toezicht te houden op de arbeidswetgeving, via verschillende programma’s. Daarnaast werken de Belastingdienst en Inspectie SZW intensiever samen zodat signalen van schijnzelfstandigheid sneller worden opgepakt.
Bron: Min. SZW, 24-6-2019

Aanpak misstanden arbeidsmigranten

Het kabinet zal daarom in de komende tijd in intensieve samenwerking met gemeenten, sociale partners en handhavende en controlerende partijen maatregelen treffen om misstanden aan te pakken. Met deze integrale aanpak wil het kabinet de huidige situatie verbeteren, zo staat in een brief van de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken en Klimaat.
Door de capaciteitsuitbreiding van de Inspectie SZW kan de aanpak van misstanden verder worden versterkt. De Inspectie SZW controleert ondernemers op overtreding van het wettelijk minimumloon (wml). Als meer dan 25% van het wml is ingehouden voor huisvestingskosten of als er geen sprake van certificering van de woning is, kan een boete worden opgelegd.
Het kabinet zet in op voorlichting over huisvesting, huurrecht, ziekte in relatie tot contract en contractvormen zodat arbeidsmigranten weten wat ze kunnen verwachten. Hierdoor maken zij meer kans op een succesvol verblijf in Nederland.
Het ministerie van SZW ondersteunt bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne in de glastuinbouw gericht op de bewustwording omtrent cao-afspraken. Ook word in samenwerking met de gemeente Westland gekeken hoe arbeidsmigranten beter kunnen worden geïnformeerd en geactiveerd over hun rechten op het gebied van eerlijk, gezond en veilig werken.
Arbeidsmigranten zijn niet erg geneigd om melding te maken van misstanden. Zij vrezen vaak voor het verlies van werk en huisvesting. Het kabinet roept werkgevers en uitzendbureaus op om misstanden te melden en in het kader van goed werkgeverschap te kijken naar de omstandigheden waaronder arbeidsmigranten wonen en werken. Via het project Melden zonder risico van FairWork, ondersteund door het ministerie van SZW, volgt er onderzoek naar de drempels voor arbeidsmigranten om te melden.
In de Zuidelijke Randstad is afgesproken om € 400.000 beschikbaar te stellen om een programma rondom de huisvesting van arbeidsmigranten te realiseren. Daarnaast wordt via de Stimuleringsaanpak Flexwonen van de minister van BZK ingezet op de versnelde realisatie van flexibele woningen.
Het private keurmerk van de Stichting Normering Flexwonen (SNF) stelt aanvullende eisen aan de kwaliteit en veiligheid van woningen. In totaal waren op 1 juni 2019 613 ondernemingen gecertificeerd met in totaal bijna 11.500 locaties.
De Inspectie SZW ziet echter nog steeds situaties waarin sprake is van slechte huisvesting. Daarbij gaat het onder meer om ondernemers die niet in het bezit zijn van een SNF-certificaat. In vijf gemeenten zijn pilots gestart die ieder gericht zijn op de aanpak van malafide verhuurders. Iedere deelnemende gemeente heeft daarvoor een bijdrage van € 500.000 gekregen.
Bron: Min. SZW, 21-06-2019

Leg gesprek over (niet) noodzaak bezwaar vast

Per 1 januari 2013 leek de btw-vrijstelling voor acupunctuurdiensten te zijn vervallen, zodat een acupuncturist btw afdraagt over het vierde kwartaal 2013 en het eerste kwartaal 2014. Maar de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA) maakt in 2014 afspraken met de fiscus die worden opgenomen in een vaststellingsovereenkomst (VSO). In 2015 blijkt uit een arrest van de Hoge Raad dat de dienstverlening van de acupuncturist wel onder de btw-vrijstelling valt. De man heeft echter geen bezwaarschriften ingediend tegen de betalingen op zijn aangiften over het vierde kwartaal 2013 en het eerste kwartaal 2014. Daarom vertelt de inspecteur hem op 20 maart 2017 dat deze afdrachten omzetbelasting onherroepelijk vaststaan. Ongeveer een maand later vraagt de acupuncturist om een ambtshalve teruggaaf van de omzetbelasting over deze kwartalen. Wanneer de inspecteur dit verzoek afwijst, gaat de acupuncturist in beroep. Volgens Rechtbank Den Haag heeft de man zijn bezwaartermijn overschreden, maar gaat het hier om een verschoonbare termijnoverschrijding.
Hof Den Haag is in de hoger beroepsfase niet zo mild. De man stelt dat hij ervan uitging dat hij vanwege de VSO tussen de fiscus en de NVA niet zelf een bezwaarschrift hoefde in te dienen. Hij beweert dat een medewerker van de Belastingdienst die zijn aangiften behandelde, dit uitdrukkelijk heeft gesteld. De inspecteur trekt dit verhaal van de acupuncturist in twijfel. De man weet het hof niet van zijn gelijk te overtuigen. Hij heeft nagelaten de naam van de ambtenaar en de datum van het gesprek te vermelden. Hij heeft evenmin vastgelegd wat is besproken met deze onbekende medewerker. Het hof oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank had volgens het hof het beroep van de man niet-ontvankelijk moeten verklaren en dat is wat het hof alsnog doet.
Bron: Hof Den Haag 28-05-2019

Bestuurder niet aansprakelijk voor onbetaalde pensioenpremie

De pensioenuitvoerder van het bedrijfspensioenfonds voor het kappersbedrijf laat in juli 2013 aan een bij haar verplicht aangesloten bv (een holding met drie werkmaatschappijen) weten dat pensioenaangifte alleen nog via een nieuw portaal kan worden gedaan. In oktober 2013 is door de holding bv een nieuw salarissoftwarepakket in gebruik genomen, waarmee ook via het nieuwe portaal van het pensioenfonds aangifte werd gedaan. In 2014 is gebleken dat deze aangiftes niet juist waren aangeleverd. Door deze fout heeft het pensioenfonds de volledige voorschotpremies over 2013 teruggestort. De holding bv meldt meerdere malen bij het pensioenfonds dat de voorschotpremies ten onrechte zijn teruggestort. Uiteindelijk mag de holding bv via het oude systeem (middels diskettes) pensioenaangifte doen. In oktober 2014 zijn de vennootschappen op eigen verzoek failliet verklaard. De diskettes voor de aangifte 2013 zijn in november 2014 door het pensioenfonds ontvangen. De voorschotnota’s van oktober 2014 en die van na datum faillissement zijn onbetaald gebleven.
Het pensioenfonds stelt dat de dga aansprakelijk is voor het onbetaald laten van de pensioenpremies over 2013 en 2014. Hof Leeuwarden is het niet eens met het pensioenfonds dat de dga melding van betalingsonmacht had moeten doen nadat de betaling van de voorschotpremies door het pensioenfonds zijn gerestitueerd. Dat het pensioenfonds door de perikelen rond het nieuwe door haar voorgeschreven aangiftesysteem bijdragen heeft gerestitueerd, maakte niet dat de oorspronkelijke voorschotfacturen herleefden. Nadere voorschotfacturen zijn niet aan de vennootschappen opgelegd. Ook heeft het pensioenfonds geen vordering tot terugbetaling van de onverschuldigd gerestitueerde pensioenbijdragen gevorderd van de holding bv. De dga heeft juist getracht na restitutie de voorschotten weer over te maken. Het hof oordeelt dat zij geen tijdstip vóór het faillissement kan vaststellen waarop de meldingsplicht zou zijn aangevangen. De meldingsplicht is afhankelijk van de vordering tot betaling, niet enkel het bestaan van een schuld.
Voor de voorschotfacturen uit oktober 2014 was de betalingstermijn op datum faillissement nog niet verlopen. Het hof verwerpt het standpunt dat de meldingsplicht ook na datum faillissement doorloopt. Na een faillissement beantwoordt een melding niet meer aan het doel daarvan en is de bestuurder niet meer handelingsbevoegd ten aanzien van het vermogen van de vennootschap. Daarnaast is het faillissement al gepubliceerd en is onduidelijk welk belang het pensioenfonds heeft bij een separate melding. De dga is niet aansprakelijk op grond van art. 23 lid 4 Wet Bpf.
Ook is er geen sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van art. 23 lid 3 Wet Bpf. Dat de holding bv te laat updates voor de software heeft gedownload en lang heeft gewacht met toezending van de diskettes rechtvaardigen niet de gevolgen dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De curator heeft in de faillissementsverslagen aangegeven dat het faillissement is veroorzaakt door de economisch neergang in 2008 en dat er een adequate administratie is aangetroffen. Enkele problemen met automatisering leveren nog niet bestuurdersaansprakelijkheid op, zonder bijzondere omstandigheden, welke door het pensioenfonds niet zijn gesteld.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-05-2019

Goedkope aandelenverkoop vader aan zoon soms zakelijk

In deze zaak verkocht een vader in 2013 de aandelen in zijn bv aan zijn zoon. De activiteiten van de bv zijn het houden en fokken van zeldzaam melkvee. Vader leed hierbij verlies, want de verkoopprijs van de aandelen was aanzienlijk lager dan de intrinsieke waarde van de onderneming. Bij het vaststellen van de verkoopprijs was namelijk rekening gehouden met badwill en vervolginvesteringen. De inspecteur vond echter dat de prijs van de aandelen onzakelijk was en corrigeerde de opbrengst van de aandelenverkoop.
De rechtbank stelde dat de intrinsieke waarde in beginsel gelijk is aan de waarde van de aandelen in het economische verkeer, tenzij er sprake is van over- of onderrentabiliteit van de onderneming. In dit geval was er sprake van onderrentabiliteit en had de accountant zich bij de waardering van de aandelen gebaseerd op de bedrijfswaarde van de onroerende zaken uit een taxatierapport. Omdat de inspecteur niet had aangetoond dat de accountant de waarde van de aandelen niet onafhankelijk had vastgesteld, oordeelde de rechtbank dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de verkoopprijs van de aandelen onzakelijk was.
Bron: Rechtbank Gelderland, 11-6-2019

Vast contract als lokmiddel

Uit het onderzoek blijkt dat vier op de vijf Nederlandse werkgevers (79%) last heeft van de krappe arbeidsmarkt. De krapte wordt het sterkst gevoeld binnen de sector techniek (51% van de werkgevers) gevolgd door productie (28%) en ICT (27%). Vooral het tekort aan technici en ICT’ers is verder toegenomen, zo blijkt uit vergelijking met onderzoeksresultaten uit 2008 – toen de arbeidsmarkt aan de vooravond van de economische crisis ook zeer krap was. Verder blijkt dat de krapte omhoog ‘schuift’ wat betreft opleidingsniveau. Nu is het tekort aan HBO’ers het grootst.
Het aanbieden van ontwikkelingsmogelijkheden (76% van de werkgevers past dit toe) is populair om nieuwe medewerkers aan te trekken of huidige vast te houden. Verder zettenwerkgevers het vaste contract veelvuldig in om mensen aan te trekken of juist te binden: 63% van de werkgevers doet dit.
Van de financiële instrumenten die werkgevers toepassen, is hoger inschalen de populairste maatregel: 68% van de werkgevers gebruikt dit middel. Als werkgevers extra betalen, dan betekent dat gemiddeld 8,5% extra salaris voor de nieuwkomer. Opmerkelijk is het percentage werkgevers dat zittend personeel een aanbrengpremie geeft voor het werven van een nieuwe collega: 62%. De variatie in hoogte van deze beloning is enorm en loopt uiteen van enkele tientjes tot duizenden euro’s.
Bron: AWVN, 13-6-2019

Doelmatigheidsmarge telt niet bij lager gebruikelijk loon

Een dga had aandelen in twee bv’s. Omdat de man twintig uur per week meewerkte in deze bv’s, stelde de inspecteur het gebruikelijk loon over 2014 vast op € 22.000. Dit was namelijk de helft van het toenmalige normbedrag van € 44.000. De dga had echter slechts een bedrag van € 13.069 opgegeven in zijn aangifte. Voor Hof Den Haag voerde de dga aan dat de doelmatigheidsmarge moest worden toegepast, wat in deze zaak zou betekenen dat het gebruikelijk loon moest worden verminderd met 30%. Daarnaast stelde de dga dat het door de inspecteur vastgestelde gebruikelijk loon ook te hoog was vanwege het feit dat de bv’s geen winst maakten.
Het hof vond dat de inspecteur juist had gehandeld. De doelmatigheidsmarge was in deze zaak sowieso niet van toepassing, omdat deze marge alleen kan worden toegepast als het gebruikelijk loon hoger is dan het normbedrag. Daarnaast oordeelde het hof dat de dga met zijn stelling dat de bv’s geen winst maakten onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat een lager gebruikelijk loon van toepassing was. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof.
Bron: Hoge Raad, 24-5-2019

Ondernemingsorganisaties tevreden over instemming pensioenakkoord

VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland constateren dat het kabinet aanzienlijke middelen heeft vrijgemaakt om de AOW-leeftijd minder snel te laten oplopen en om mensen met zwaar werk eerder te kunnen laten stoppen. ‘Dit zijn belangrijke investeringen in de sociale infrastructuur van Nederland. Met elkaar moeten we zorgen dat we de economie concurrerend houden om dat te kunnen dragen.’
Nu komt het aan op snelle en zorgvuldige uitvoering van de gemaakte afspraken vanuit de stuurgroep van vakbonden, werkgevers en overheid, zodat mensen – ook diegenen die kritisch zijn over het akkoord – snel het verschil en de positieve effecten gaan merken’, aldus de ondernemingsorganisaties.
Bron: VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO, 15-6-2019

Toepassing zelfstandigenaftrek is niet vrijblijvend

Een ondernemer wil over het jaar 2015 gebruik maken van de willekeurige afschrijving voor starters. Om als starter te kwalificeren, moet hij over 2015 recht hebben op de startersaftrek. Daarvoor geldt weer als voorwaarde dat de ondernemer in de vijf voorafgaande jaren hooguit twee keer de zelfstandigenaftrek heeft toegepast. Maar op het inkomen van de ondernemer in de jaren 2011 tot en met 2014 is de zelfstandigenaftrek al toegepast. De man stelt dat hij heeft geprotesteerd tegen de toepassing van de zelfstandigenaftrek op 2013 en 2014. Door de toepassing van de zelfstandigenaftrek zijn volgens hem de navorderingsaanslagen over 2013 en 2014 ten onrechte verminderd. Deze stelling helpt hem echter niet. De Belastingdienst heeft de bezwaren van de man tegen de verminderingen van navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 niet-ontvankelijk verklaard. Daardoor liggen de aanslagen en de toepassing van de zelfstandigenaftrek over 2013 en 2014 vast. De rechtbank oordeelt daarom dat de fiscus terecht de toepassing van de willekeurige afschrijving over 2015 heeft geweigerd.
Bron: Rb. Noord-Nederland 02-05-2019