Naheffing wegens valse personeels- en salarisadministratie

Belanghebbende woont in Nederland en drijft een schoonmaakbedrijf. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek door de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld vanwege het valselijk opmaken van onderdelen van de personeels- en salarisadministratie. De Belastingdienst is een boekenonderzoek gestart in vervolg op het onderzoek van de SIOD. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn aan belanghebbende met toepassing van het anoniementarief en omkering van de bewijslast naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd met een boete.
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Het hof oordeelt dat de volgens de aangiften verschuldigde belasting zowel op zichzelf beschouwd als verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is geweest dan de verschuldigde belasting en omkering van de bewijslast dus op zijn plaats is. Zo acht het hof aannemelijk dat het overgrote deel van de werknemers niet was opgenomen in de loonadministratie van belanghebbende en voor die werknemers geen loonheffing is afgedragen. De naheffingsaanslagen berusten naar het oordeel van het hof op een redelijke schatting.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond verklaard (art. 81 Wet RO).
Bron: Hoge Raad, 10-5-2019