Tevergeefs beroep op vertrouwensbeginsel

Een werkgever heeft haar werknemer in 2012 ontslagen, omdat hij weigerde mee te werken aan re-integratie op grond van de Wet Verbetering Poortwachter. UWV WERKbedrijf heeft voor dit ontslag op 6 juli 2012 toestemming verleend. Bij besluit (hierna: toekenningsbesluit) van 9 januari 2013 heeft UWV aan de werknemer een WGA-uitkering toegekend. Van dit toekenningsbesluit heeft de werkgever een kopie ontvangen en zij heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift heeft de werkgever aangegeven aan te nemen dat zij, als eigenrisicodrager, niet aansprakelijk wordt gesteld voor de kosten van de WIA omdat de werknemer weigerde aan zijn re-integratie mee te werken. Op 14 februari 2013 heeft een medewerker van UWV telefonisch aan de werkgever meegedeeld dat zij, omdat het dienstverband is geëindigd vóór ingangsdatum WIA, niet verantwoordelijk is voor de re-integratie van de werknemer en dat de uitkering niet op haar zou worden verhaald. In een e-mail van 27 februari 2013 legt een medewerker van UWV aan de werkgever uit dat haar bezwaar gericht is tegen het toekenningsbesluit en dat zij op dit moment geen bezwaar kan maken tegen het ‘feit’ dat UWV mogelijk in de toekomst wel of niet de uitkering op haar verhaalt, omdat dit nog niet besloten is. De inhoud van het telefoongesprek van 14 februari 2013 werd in de e-mail bevestigd. Zodra zo’n beslissing wel ooit zou volgen, dan zou de werkgever daar bezwaar tegen kunnen maken, aldus het e-mailbericht. De werkgever trok het bezwaar vervolgens in.
De inspecteur heeft op 23 november 2015 voor 2016 de beschikking gedifferentieerde premie Whk opgelegd. De aan de voormalig werknemer in 2014 betaalde WGA-uitkering is voor die berekening in aanmerking genomen. De werkgever heeft vervolgens UWV aangeschreven met het verzoek het toekenningsbesluit te herzien, welk verzoek UWV bij besluit heeft afgewezen. Ook het daartegen gemaakte bezwaar heeft UWV afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland heeft het daartegen ingestelde beroep op 7 juni 2018 ongegrond verklaard, waarna de werkgever tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld bij de CRvB. De werkgever tekende ook bezwaar aan tegen de beschikking gedifferentieerde premie WGA 2016. Dit bezwaar heeft de inspecteur op 31 augustus 2017 afgewezen. Vervolgens is de werkgever in beroep gegaan bij Rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van de werkgever op het vertrouwensbeginsel heeft gehonoreerd. De inspecteur is in hoger beroep gegaan. Het hof is kort in zijn oordeel. De uitlatingen van UWV in het telefoongesprek met de werkgever en het daaropvolgende e-mailbericht gingen niet over de premieheffing, laat staan over de hoogte van het gedifferentieerde premiepercentage Whk. Bovendien heeft de werkgever uit de uitlatingen redelijkerwijs niet mogen opmaken dat het daarover ging. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 27-03-2019