Het gaat om compensatie van de transitievergoeding die de werkgevers hebben betaald als zij vanaf 1 juli 2015 een langdurig arbeidsongeschikte werknemer hebben ontslagen. De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB), die nog in behandeling is bij de Eerste Kamer, bepaalt dat de arbeidsongeschiktheid wel ten minste twee jaar moet hebben geduurd. Vanaf 1 april 2020 kunnen aanvragen worden ingediend. Is de vergoeding in de periode 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2020 betaald, dan moet de aanvraag voor 1 oktober 2020 worden ingediend. Aanvragen voor de vergoedingen betaald vanaf 1 april 2020 moeten worden ingediend binnen zes maanden na betaling. Bepalend hiervoor is het moment dat de vergoeding is afgeschreven van de rekening van de werkgever. Aanvragen die te vroeg of te laat worden ingediend worden afgewezen. Als binnen de aanvraagtermijn een incomplete aanvraag is ingediend en die aanvraag na afloop van de aanvraagtermijn, maar binnen de door UWV gestelde hersteltermijn wordt aangevuld, is sprake van een tijdig ingediende aanvraag.
Op de beslissing van UWV op de aanvraag staat bezwaar en (hoger) beroep open.
UWV komt nog met een formulier waaruit blijkt welke informatie UWV nodig heeft voor het kunnen beoordelen van de aanvraag, die (zoveel mogelijk) langs elektronische weg verloopt. Om te beoordelen of recht bestaat op compensatie en wat de hoogte daarvan is, moet UWV in ieder geval het volgende kunnen vaststellen:
dat sprake was van een arbeidsovereenkomst, en wat de duur daarvan is;
dat de werknemer ziek uit dienst is gegaan;
dat transitievergoeding is betaald;
hoe de berekening van de transitievergoeding heeft plaatsgevonden; en
hoe hoog de kosten van de loondoorbetaling tijdens ziekte waren.
De werkgever moet hiervoor de volgende gegevens verstrekken. De arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer. Wanneer de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd: bescheiden waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij beëindiging zonder toestemming van UWV: een verklaring van de werkgever dat de werknemer ziek was op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, de periode gedurende welke de werknemer ziek is geweest en de naam van de behandelend bedrijfsarts. Loonstroken m.b.t. tijdens ziekte betaalde loon. De gegevens die gebruikt zijn om de hoogte van de transitievergoeding te berekenen. Bewijs van betaling van de (transitie)vergoeding. Bij betaling in termijnen zullen betalingsbewijzen moeten worden overlegd waaruit blijkt dat de gehele vergoeding is voldaan.
Als bij beëindiging zonder toestemming van UWV, UWV een beschikking heeft gegeven op de aanvraag voor een WIA-uitkering of een uitkering op grond van de Ziektewet, blijkt uit die gegevens al dat de werknemer ziek was bij het einde van de arbeidsovereenkomst.
Bron: Min. SZW en AWVN, 26-2-2019
Regeling compensatie transitievergoeding gepubliceerd
/in Client Online /doorOp de beslissing van UWV op de aanvraag staat bezwaar en (hoger) beroep open.
UWV komt nog met een formulier waaruit blijkt welke informatie UWV nodig heeft voor het kunnen beoordelen van de aanvraag, die (zoveel mogelijk) langs elektronische weg verloopt. Om te beoordelen of recht bestaat op compensatie en wat de hoogte daarvan is, moet UWV in ieder geval het volgende kunnen vaststellen:
dat sprake was van een arbeidsovereenkomst, en wat de duur daarvan is;
dat de werknemer ziek uit dienst is gegaan;
dat transitievergoeding is betaald;
hoe de berekening van de transitievergoeding heeft plaatsgevonden; en
hoe hoog de kosten van de loondoorbetaling tijdens ziekte waren.
De werkgever moet hiervoor de volgende gegevens verstrekken. De arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer. Wanneer de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd: bescheiden waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij beëindiging zonder toestemming van UWV: een verklaring van de werkgever dat de werknemer ziek was op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, de periode gedurende welke de werknemer ziek is geweest en de naam van de behandelend bedrijfsarts. Loonstroken m.b.t. tijdens ziekte betaalde loon. De gegevens die gebruikt zijn om de hoogte van de transitievergoeding te berekenen. Bewijs van betaling van de (transitie)vergoeding. Bij betaling in termijnen zullen betalingsbewijzen moeten worden overlegd waaruit blijkt dat de gehele vergoeding is voldaan.
Als bij beëindiging zonder toestemming van UWV, UWV een beschikking heeft gegeven op de aanvraag voor een WIA-uitkering of een uitkering op grond van de Ziektewet, blijkt uit die gegevens al dat de werknemer ziek was bij het einde van de arbeidsovereenkomst.
Bron: Min. SZW en AWVN, 26-2-2019
Veel Nederlanders in 2019 op zoek naar nieuwe baan
/in Client Online /doorIn een wereldwijde enquête van Hays onder 4.500 mensen geven werkenden als voornaamste reden om te wisselen van baan dat het tijd is voor verandering (40%). Daarnaast zorgt het gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden op de huidige werkplek dat mensen verder kijken (19%). Nederlanders die niet actief op zoek zijn naar een nieuwe baan zeggen wel overgehaald te kunnen worden door vacatures die een hoger salaris of betere trainings- en carrièremogelijkheden bieden.
In een recente rondvraag van Hays blijkt dat Whatsapp een populair kanaal aan het worden is voor het ontvangen van vacatures. Op de vraag of zij het interessant vinden om de nieuwste vacatures via Whatsapp te ontvangen antwoordt een derde van de respondenten ‘Ja’. Toch blijft e-mail het voorkeurskanaal voor 51% van de respondenten.
Hays.nl, 27-02-2019
Liever aangifte doen dan huishouden
/in Client Online /doorOok ondernemers vinden belastingaangifte doen niet vervelend. Ongeveer een derde dient de aangifte zelf in. De top vijf aftrekposten en aftrekbare kosten bij ondernemers is:
Zelfstandigenaftrek (64,5%)
Kantoorkosten of werkplaatskosten zoals huur, onderhoud en inrichting (50,6%)
Startersaftrek (46%)
Autokosten (44,4%)
Reiskosten zoals openbaar vervoer en fiets (38,3%)
In verband met de start van de indiening van de aangifte IB heeft de Belastingdienst een aantal brieven verstuurd om belastingplichtigen attent te maken op dingen waar zij tegen aan kunnen lopen.
Fiscale partners Belastingplichtigen die in 2018 een fiscale partner hadden, ontvangen een brief waarin wordt uitgelegd wat het voordeel is van samen aangifte inkomstenbelasting doen.
Scheiding Belastingplichtigen (43.000) die in 2018 zijn gescheiden krijgen een brief met tips voor het invullen van de aangifte. Met name als een partner in de eigen woning blijft wonen krijgt de aandacht.
Restant PGA Belastingplichtigen die nog een restant persoonsgebonden aftrek hebben uit een eerdere jaren, krijgen ook een brief. Hierin wordt uitgelegd hoe het restant bedrag in de aangifte 2018 kan worden ingevuld.
Afkoop lijfrente Belastingplichtigen die in 2018 een lijfrenteproduct hebben afgekocht krijgen een brief hoe zij deze afkoop moeten verwerken in de aangifte. Vaak moet ook revisierente worden betaald.
Inkomensverklaring Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen die voor het aangiftejaar 2016 en/of 2017 geen inkomensverklaring hebben ingestuurd, krijgen een brief van de Belastingdienst. Hierin wordt verzocht om alsnog binnen zes weken de inkomensverklaringen op te sturen. In dat geval wordt men alsnog als kwalificerend buitenlands belastingplichtige aangemerkt.
Bron: Belastingdienst/AD, 28-02-2019
Praktijkovereenkomsten en afdrachtvermindering
/in Client Online /doorDe derde procedure betreft mbo-opleidingen ten behoeve van de timmerindustrie op niveau 2, 3 en 4. In deze procedure stond de vraag centraal of hetgeen de werknemers hadden gevolgd, het programma ‘slimmer produceren’ overeenkwam met de beroepspraktijkvorming van de opleiding. Het hof concludeerde dat de inhoudingsplichtige met geen enkel overgelegd document of op welke andere wijze dan ook aannemelijk gemaakt heeft dat de training ‘slimmer produceren’ onderdeel uitmaakt van de opleidingen. Volgens het hof kon reeds om die reden niet gezegd worden dat de werknemers – zelfs als ze deelgenomen hebben aan de training Slimmer produceren – de opleidingen hebben ‘gevolgd’. De inhoudingsplichtige heeft volgens het hof en de Hoge Raad geen recht op de afdrachtvermindering.
De staatssecretaris heeft twee procedures over mbo-opleidingen op niveau 1 verloren. Ook in deze procedures was op de POK’s van de desbetreffende werknemers de hele opleiding vermeld, maar ook dat niet de hele opleiding gevolgd zou worden. In de door de inhoudingsplichtige aangeleverde deelnemersdossiers bevinden zich vastleggingen van (aanwezigheid bij) lessen en teambuildingactiviteiten, ‘student reports’, diverse (niet-erkende) certificaten, evaluaties van gevolgde lessen, verslagen van praktijkopdrachten en lessen en vastleggingen van beoordelingsgesprekken ter zake waarvan de inhoudingsplichtige, door de inspecteur onvoldoende weersproken, heeft gesteld dat daarin tevens de vervulde praktijkopdrachten aan de orde kwamen. Uit deze documenten blijkt naar het oordeel van het hof van een aansluiting tussen genoemde lessen, teambuildingactiviteiten en praktijkopdrachten en het opleidingsprogramma/de studiewijzer en Handleiding Beroepspraktijkvorming. Op grond van de overgelegde stukken acht het hof aannemelijk dat de door de deelnemers gevolgde beroepspraktijkvorming onderdeel heeft uitgemaakt van de opleidingen. De Hoge Raad is het hiermee eens.
Bron: HR 22-02-2019
Nalatenschap niet hoger door inkeren
/in Client Online /doorVolgens de broer had zijn overleden zus echter geen vermogen in het buitenland. De inspecteur baseert zich op berekeningen die hij van de collega inspecteur heeft gekregen die de aanslagen inkomstenbelasting van de zussen heeft vastgesteld. In die berekeningen is het in 1995 door de overleden zus verkregen aandeel in het tot de nalatenschap van de moeder behorende Zwitserse vermogen na aftrek van de verschuldigde belasting over die verkrijging, aangemerkt als onderdeel van de nalatenschap van de zus.
Volgens de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat bij het vaststellen van de primitieve aanslag erfbelasting is uitgegaan van een te laag bedrag aan nalatenschap. De ingebrachte berekeningen en de verklaring dat de IB-inspecteur deze berekeningen zijn gebaseerd op gegevens die de IB-inspecteur heeft gekregen in het kader van de inkeer door de zussen, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat en tot welk bedrag de overleden zus op de overlijdensdatum banksaldi in het buitenland aanhield. Ook de omstandigheid dat door de zussen is ingekeerd voor het recht van successie is onvoldoende voor de vaststelling dat de aan de broer opgelegde aanslag te laag is geweest. Inkeer voor het recht van successie door de zussen is immers ook aan de orde als de overleden zus bij leven het buitenlandse vermogen alleen aan haar zussen heeft geschonken.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 30-08-2018 (gepubl. 26-02-2019)
Geen aansprakelijkheid bij tijdige melding betalingsonmacht
/in Client Online /doorBron: HR, 22-2-2019
Vordering vergoeding verblijfskosten internationaal chauffeur
/in Client Online /doorIn hoger beroep betoogt de werkgever dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de werknemer bij haar geen vordering meer zou indienen omdat er veel tijd is verstreken. Dit standpunt verwerpt het hof. Het enkel stilzitten en het enkele tijdsverloop zijn onvoldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Nu de werkgever stelt dat de werknemer zijn recht heeft verwerkt, dient zij daartoe voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. De werkgever heeft naast het tijdsverloop c.q. stilzitten van de werknemer geen bijkomende (bijzondere) omstandigheden gesteld noch is daarvan anderszins gebleken.
Het betoog van de werkgever dat zij onredelijk benadeeld wordt indien de werknemer zijn aanspraak alsnog geldend zou kunnen maken, wordt eveneens verworpen. Het feit dat het bedrijf niet meer beschikt over de urenverantwoordingsstaten, benadeelt haar positie niet of nauwelijks. De werknemer legt juist de overzichten van de verblijfskostenvergoeding waar hij recht op zou hebben en hetgeen hem feitelijk is uitbetaald over als basis voor zijn vordering. Tussen partijen is dan ook niet in geschil hoeveel uren appellant heeft gewerkt of rust/pauze heeft genomen en of er eendaagse of meerdaagse ritten zijn gemaakt. Het geschil ziet op het gehanteerde tarief dat volgens appellant niet conform de cao zou zijn. Het hof merkt daarbij ook op dat het een keuze van het bedrijf zelf is geweest om de urenverantwoordingsstaten slechts betrekkelijk korte tijd te bewaren.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor appellant zijn rechten heeft verwerkt. Op dit punt wordt appellant in het gelijk gesteld.
Bron: Hof Den Bosch 12-02-2019
Woning alleen hoofdverblijf bij centrale levensplaats
/in Client Online /doorHof Den Bosch was het met de inspecteur eens dat de woning in B nog altijd het hoofdverblijf was van de man. Hij overnachtte namelijk vaker in B dan in A. En als hij al in A overnachtte, was dit voornamelijk in het weekend en in de aanloop naar het weekend. Verder vonden de pinbetalingen en geldopnamen van de man voornamelijk in B plaats, waar hij ook deelnam aan sport- en verenigingsleven. Bovendien was het huis in B het correspondentieadres voor de financiële administratie van de man. Daarom was B de centrale levensplaats, ondanks het feit dat de man in A stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. De Hoge Raad was het met het hof eens.
Bron: HR, 22-2-2019
Arbeidsparticipatie terug op niveau van vóór de crisis
/in Client Online /doorIn 2018 was de arbeidsparticipatie van personen met een Nederlandse net als die met een niet-westerse achtergrond vrijwel gelijk aan het niveau vlak voor de crisis in 2008. Het verschil tussen deze groepen is weer bijna even groot als tien jaar geleden.
In 2018 waren er 6,9 miljoen mensen met een Nederlandse achtergrond aan het werk en 972.000 mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. De arbeidsparticipatie van personen met een westerse migratieachtergrond was in 2018 hoger dan in 2008, 880.000 werkenden in 2018.
De arbeidsparticipatie van personen met een Marokkaanse en Turkse migratieachtergrond was met 57,4% en 61,2% in 2018 hoger dan op het hoogste punt voor het begin van de crisis. In 2018 hadden153.000 mensen met een Marokkaanse en 187.000 mensen met een Turkse achtergrond betaald werk. Daarentegen is bij de personen met een Antilliaanse, Arubaanse of Surinaamse achtergrond de arbeidsparticipatie met 60,3% en 66,5% nog steeds lager dan in 2008. In 2018 ging het in totaal om 70.000 en 189.000 werkenden met deze achtergronden. Wel is het percentage werkenden onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond nog steeds het hoogst bij mensen met een Surinaamse achtergrond.
Bij personen met een Nederlandse achtergrond is de arbeidsparticipatie van vrouwen hoger dan tien jaar geleden en bij mannen lager. Daardoor is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen met een Nederlandse achtergrond kleiner geworden.
Binnen de groep personen met een Turkse achtergrond is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen het grootst. Dit verschil is in de afgelopen tien jaar niet kleiner geworden. Van de mannen werkt 72% en van de vrouwen 49,7%. Ook onder personen met een Marokkaanse achtergrond is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen relatief groot (65,8 versus 49,0%). Wel is dit verschil sinds 2008 afgenomen. Dit geldt ook voor mannen en vrouwen met een Antilliaanse of Arubaanse of overige niet-westerse achtergrond.
Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen onder personen met een Surinaamse migratieachtergrond is in de afgelopen tien jaar iets toegenomen. Toch is het verschil tussen mannen en vrouwen in deze groep nog steeds het kleinst.
CBS, 23-2-2019
Nieuwe start personenvennootschap
/in Client Online /doorTen aanzien van de commanditaire vennoot geldt voortaan dat hij of zij handelingen voor de vennootschap mag verrichten, op basis van een door de andere vennoten verstrekte volmacht.
In 2002 is ook al een wetsvoorstel personenvennootschappen ingediend. Dit voorstel stuitte bij ondernemers en beroepsbeoefenaars op bezwaren vanwege het vereiste van de notariële akte en de als ingewikkeld ervaren regeling rondom de verkrijging van rechtspersoonlijkheid. Omdat de destijds voorgestelde regeling van personenvennootschappen weinig steun kreeg van de beoogde gebruikers, in het bijzonder ondernemers in het midden- en klein bedrijf, is dit voorstel ingetrokken. Mede om aan deze bezwaren tegemoet te komen is vanuit de praktijk een initiatief gestart om met een nieuw voorstel te komen. Dit initiatief is in belangrijke mate de basis voor het voorliggende voorstel.
MvJ&V, 21-02-2019