Een deel van de persoonsgegevens van de (in)directe eigenaren zoals de naam en het economisch belang van de UBO wordt via het register openbaar. Het wetsvoorstel om het UBO-register te implementeren is, na advies van de Raad van State, ingediend bij de Tweede Kamer. Nieuw is dat er ook een UBO-register voor trusts zal worden ingevoerd. Open fondsen voor gemene rekening moeten hun UBO’s in dat register opnemen.
Invoering van een UBO-register is een uitvoering van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Doel van het register is het tegengaan van financieel-economische criminaliteit, zoals witwassen van geld en terrorismefinanciering door transparantie over wie de uiteindelijk belanghebbende van een onderneming is. Het betreft de natuurlijke persoon die, al dan niet achter de schermen, bij een onderneming of rechtspersoon aan de touwtjes trekt.
De uitwerking van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’ in artikel 3, zesde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn bestaat uit een definitie en drie onderdelen waarin een uitwerking wordt gegeven van wat ten minste moet worden verstaan onder een UBO. De aanhef van artikel 3, zesde lid omvat de UBO-definitie: een UBO is ‘elke natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijk eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt en/of de natuurlijke perso(o)n(en) voor wiens/wier rekening een transactie wordt verricht’. In de onderdelen a tot en met c van artikel 3, zesde lid, van de richtlijn wordt vervolgens voor drie gevallen duidelijk gemaakt welke personen tenminste als UBO moeten worden aangemerkt: bij (a) vennootschapsrechtelijke entiteiten, (b) trusts en (c) juridische entiteiten als stichtingen en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met trusts. De opsomming in de onderdelen a tot en met c betreft nadrukkelijk geen limitatieve opsomming van criteria, maar een omschrijving van de gevallen waarin in ieder geval sprake is van een UBO.
Het register waarin de UBO-informatie wordt opgenomen, zal onderdeel worden van het handelsregister en daarmee onder beheer vallen van de Kamer van Koophandel. Een deel van de UBO-informatie zal openbaar toegankelijk zijn. Voor bescherming van de privacy en persoonlijke levenssfeer van de UBO’s zijn waarborgen opgesteld.
In het wetsvoorstel staat dat de inwerkingtreding plaatsvindt op een nader bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. In het nieuwsbericht bij het ingediende wetsvoorstel staat de datum van januari 2020.
Bron: MvF 4-4-2019
Afwijzing stakingsverbod in kort geding
/in Client Online /doorOf sprake is van een collectieve actie in de zin van het Europees Sociaal Handvest (ESH) wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of een actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Als zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad. Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of de collectieve actie voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (de zogenaamde ‘spelregel’-toetsing), vormt geen zelfstandige maatstaf om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die ‘spelregels’ is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid.
De voorzieningenrechter is het niet het bedijf eens dat het cao-overleg nog volop gaande is en FNV daarom te vroeg naar het stakingswapen grijpt. Dat er volgens het bedrijf nog geen sprake is van een ‘eindbod’ harerzijds, betekent niet dat de acties niet als ‘ultimum remedium’ kunnen worden beschouwd: de acties hebben ten doel om haar ertoe te bewegen op korte termijn een nieuwe cao af te sluiten.
Bron: Rb. Midden-Nederland (vzr. Utrecht) 24-01-2019 (gepubl. 2-04-2019)
Bestuurder aansprakelijk bij grove schuld vennootschap
/in Client Online /doorDe rechtbank vond dat de inspecteur had voldaan aan zijn bewijslast dat er sprake was van grove schuld. De bestuurder was aansprakelijk gesteld voor de omzetbelasting over de maand december 2011. De vennootschap had in deze maand één factuur uitgereikt, met daarop een bedrag van € 25.000. Omdat dit zowel in relatieve als in absolute zin een behoorlijk bedrag was, vond de rechtbank dat de bestuurder dit bedrag niet over het hoofd kon hebben gezien. Er was dan ook sprake van grove schuld en hierdoor kon geen sprake zijn van een rechtsgeldige melding van betalingsonmacht. Daarom oordeelde de rechtbank dat de bestuurder terecht aansprakelijk was gesteld.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 20-12-2018 (gepubl. 3-4-2019)
Maak het ondernemers makkelijker
/in Client Online /doorBron: Min. SZW en MKB Nederland, 4-4-2019
Uitsluitingsclausule geldt ook bij storting op gemeenschappelijke rekening
/in Client Online /doorDe Hoge Raad oordeelde dat de vrouw inderdaad recht had op de ontvangen schenkingen van in totaal € 30.000. Zij had de ontvangen bedragen weliswaar overgeboekt naar de gemeenschappelijke bankrekening, maar kreeg hierbij een vorderingsrecht op de gemeenschap. Volgens de Hoge Raad blijft zo’n recht in stand als het echtpaar gemeenschapsvermogen besteedt aan gemeenschapsschulden. Wel moeten eventuele privéschulden van de vrouw die worden afgelost met gemeenschapsvermogen, worden verrekend met haar vordering op de huwelijksgemeenschap. Maar hierbij geldt dat schulden die tijdens de periode van de huwelijkse gemeenschap worden afgelost, in beginsel als gemeenschapsschulden worden beschouwt, tenzij de echtgenoot – in dit geval de man – aannemelijk maakt dat een specifieke afgeloste schuld – van in dit geval de vrouw – een privéschuld was.
Bron: HR, 5-4-2019
Hulp opdrachtgevers bij ontwikkelen webmodule nodig
/in Client Online /doorDe inzet is dat de vragenlijst uit de webmodule met zo min mogelijk vragen zo effectief mogelijk werkt. Informatie uit de huidige praktijk is bij het ontwikkelen zeer welkom. Daarom ontvangen duizend opdrachtgevers vanaf 5 april 2019 een vragenlijst. Nadat deze vragenlijsten zijn verwerkt zal een kortere vragenlijst worden ontwikkeld. Deze vragenlijst zal vervolgens getest worden om vast te stellen wat de foutmarge is en in hoeveel gevallen geen opdrachtgeversverklaring kan worden afgegeven.
Aan de uitkomst van het invullen van de vragenlijst uit het onderzoek kunnen nog geen conclusies worden getrokken over de arbeidsrelatie omdat de webmodule nog in ontwikkeling is.
Bron: Min. SZW, 5-4-2019
UBO-register vanaf januari 2020 in werking
/in Client Online /doorInvoering van een UBO-register is een uitvoering van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Doel van het register is het tegengaan van financieel-economische criminaliteit, zoals witwassen van geld en terrorismefinanciering door transparantie over wie de uiteindelijk belanghebbende van een onderneming is. Het betreft de natuurlijke persoon die, al dan niet achter de schermen, bij een onderneming of rechtspersoon aan de touwtjes trekt.
De uitwerking van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’ in artikel 3, zesde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn bestaat uit een definitie en drie onderdelen waarin een uitwerking wordt gegeven van wat ten minste moet worden verstaan onder een UBO. De aanhef van artikel 3, zesde lid omvat de UBO-definitie: een UBO is ‘elke natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijk eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt en/of de natuurlijke perso(o)n(en) voor wiens/wier rekening een transactie wordt verricht’. In de onderdelen a tot en met c van artikel 3, zesde lid, van de richtlijn wordt vervolgens voor drie gevallen duidelijk gemaakt welke personen tenminste als UBO moeten worden aangemerkt: bij (a) vennootschapsrechtelijke entiteiten, (b) trusts en (c) juridische entiteiten als stichtingen en juridische constructies die vergelijkbaar zijn met trusts. De opsomming in de onderdelen a tot en met c betreft nadrukkelijk geen limitatieve opsomming van criteria, maar een omschrijving van de gevallen waarin in ieder geval sprake is van een UBO.
Het register waarin de UBO-informatie wordt opgenomen, zal onderdeel worden van het handelsregister en daarmee onder beheer vallen van de Kamer van Koophandel. Een deel van de UBO-informatie zal openbaar toegankelijk zijn. Voor bescherming van de privacy en persoonlijke levenssfeer van de UBO’s zijn waarborgen opgesteld.
In het wetsvoorstel staat dat de inwerkingtreding plaatsvindt op een nader bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. In het nieuwsbericht bij het ingediende wetsvoorstel staat de datum van januari 2020.
Bron: MvF 4-4-2019
Gebruik van BSN in btw-nummer in strijd met privacywetgeving
/in Client Online /doorBron: Rb. Amsterdam 28-3-2019
Vaders maken weinig gebruik van ouderschapsverlof
/in Client Online /doorVan de werkende vaders met kinderen tot acht jaar maakte 11% in 2017 gebruik van ouderschapsverlof. Vergeleken met 2015 is het gebruik van ouderschapsverlof onder werkende vaders nagenoeg onveranderd. Een vrijwel even grote groep gaf aan wel behoefte te hebben aan ouderschapsverlof maar het niet opgenomen te hebben. Als belangrijkste redenen om niet direct verlof op te nemen noemen werkende vaders dat het financieel niet haalbaar was, het werk het niet toeliet of dat collega’s onnodig belast zouden worden door hun afwezigheid.
Bron: CBS, 27-3-2019
In rekening brengen belastingrente in strijd met ABBB
/in Client Online /doorDe uitnodigingsbrief wekt het vertrouwen op bij de buitenlands belastingplichtige dat de aangifte tijdig is gedaan als deze voor 1 juli is gedaan en de Belastingdienst dan geen belastingrente in rekening brengt. Er is niet met zoveel woorden over belastingrente gecommuniceerd, terwijl dat vanwege de verzuimgedachte volgens de rechtbank wel had gemoeten. Daar komt nog bij dat buitenlandse belastingplichtigen pas na 31 maart 2016 digitaal aangiften konden doen voor 2015. Bovendien voerde de Belastingdienst in afwijking van de wet voor binnenlandse belastingplichtigen voor belastingjaren 2014 tot en met 2017 als beleid geen belastingrente in rekening te brengen als aangiften voor 1 juli zijn ingediend.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21-9-2018 (gepubl. 2-4-2019),
Tevergeefs beroep op vertrouwensbeginsel
/in Client Online /doorDe inspecteur heeft op 23 november 2015 voor 2016 de beschikking gedifferentieerde premie Whk opgelegd. De aan de voormalig werknemer in 2014 betaalde WGA-uitkering is voor die berekening in aanmerking genomen. De werkgever heeft vervolgens UWV aangeschreven met het verzoek het toekenningsbesluit te herzien, welk verzoek UWV bij besluit heeft afgewezen. Ook het daartegen gemaakte bezwaar heeft UWV afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland heeft het daartegen ingestelde beroep op 7 juni 2018 ongegrond verklaard, waarna de werkgever tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld bij de CRvB. De werkgever tekende ook bezwaar aan tegen de beschikking gedifferentieerde premie WGA 2016. Dit bezwaar heeft de inspecteur op 31 augustus 2017 afgewezen. Vervolgens is de werkgever in beroep gegaan bij Rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van de werkgever op het vertrouwensbeginsel heeft gehonoreerd. De inspecteur is in hoger beroep gegaan. Het hof is kort in zijn oordeel. De uitlatingen van UWV in het telefoongesprek met de werkgever en het daaropvolgende e-mailbericht gingen niet over de premieheffing, laat staan over de hoogte van het gedifferentieerde premiepercentage Whk. Bovendien heeft de werkgever uit de uitlatingen redelijkerwijs niet mogen opmaken dat het daarover ging. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 27-03-2019