Staatssecretaris Snel heeft het conceptbeleidsbesluit met fiscaal overgangsrecht bij een no deal Brexit naar de Tweede Kamer gestuurd. Als gevolg van de in dit besluit opgenomen algemene goedkeuring wordt het Verenigd Koninkrijk voor een aantal belastingwetten voor het lopende belastingjaar dan wel boekjaar nog beschouwd als deel uitmakend van de Europese Unie. Hierdoor blijft het huidige fiscale regime voor deze belastingwetten van toepassing als ware het Verenigd Koninkrijk nog steeds lid van de Europese Unie.
Het conceptbeleidsbesluit bevat zowel algemene als specifieke goedkeuringen.
De algemene goedkeuring geldt voor:
de Wet inkomstenbelasting 2001;
de Wet op de loonbelasting 1964;
de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
de Algemene wet inzake rijksbelastingen; en
de op deze wetten betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten.
De specifieke goedkeuringen hebben geen betrekking op de complete belastingwet maar op een specifiek onderdeel. Deze gelden voor:
het anoniementarief en de identificatieplicht in de Wet op de loonbelasting 1964;
de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
de Wet op de omzetbelasting 1968;
de Invorderingswet 1990; en
de op deze wetten betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten.
Voor de omzetbelasting, meer specifiek voor goederen die rond het tijdstip van de terugtrekking van het VK uit de EU onderweg zijn van of naar het VK, kan nog geen nationaal overgangsrecht worden vastgesteld. Dit overgangsrecht moet worden gebaseerd op guidelines van de Europese Commissie en die zijn nog niet vastgesteld. Dit wordt medio maart verwacht. Daarna zal het beleidsbesluit worden aangevuld.
Nieuwe gevallen
De overgangsregeling is primair bedoeld voor burgers en bedrijven waarvoor als gevolg van de no deal Brexit de (fiscale) situatie direct wijzigt (de bestaande gevallen). Voor nieuwe gevallen, bijvoorbeeld mensen die na 29 maart 2019 maar nog in 2019 naar het Verenigd Koninkrijk verhuizen, zou het standpunt kunnen worden ingenomen dat een overgangsregeling niet nodig is. Voor de Belastingdienst is het in de uitvoering echter moeilijk om gedurende de periode waarin de overgangsregeling van toepassing is, een onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe gevallen. Om die reden geldt de overgangsregeling gedurende het lopende belastingjaar 2019 of het lopende boekjaar ook voor nieuwe gevallen.
Bron: MvF 08-03-2019, Besluit overgangsregeling ivm Brexit
Schadevergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag was belast
/in Client Online /doorDe Hoge Raad bepaalt dat de ex-werkgever hierbij juist heeft gehandeld, omdat het overgangsrecht voor het vervallen van de stamrechtvrijstelling niet van toepassing is. Dit overgangsrecht is namelijk alleen van toepassing als de aanspraak op de schadeloosstelling op 31 december 2013 voldoende is bepaald of bepaalbaar is. Dit is volgens de Hoge Raad niet het geval, aangezien de ex-werknemer in 2013 slechts de verwachting had dat hij een vergoeding zou gaan ontvangen vanwege een kennelijk onredelijk ontslag. Pas in 2014 is sprake van een belaste bate en komt vast te staan dat de schadevergoeding werd gebruikt voor een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de stamrechtvrijstelling en moest de ex-werkgever bij uitbetaling van de schadeloosstelling inderdaad loonheffingen inhouden.
Bron: HR, 8-3-2019
Conceptbesluit overgangsrecht bij no deal Brexit
/in Client Online /doorHet conceptbeleidsbesluit bevat zowel algemene als specifieke goedkeuringen.
De algemene goedkeuring geldt voor:
de Wet inkomstenbelasting 2001;
de Wet op de loonbelasting 1964;
de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
de Algemene wet inzake rijksbelastingen; en
de op deze wetten betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten.
De specifieke goedkeuringen hebben geen betrekking op de complete belastingwet maar op een specifiek onderdeel. Deze gelden voor:
het anoniementarief en de identificatieplicht in de Wet op de loonbelasting 1964;
de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
de Wet op de omzetbelasting 1968;
de Invorderingswet 1990; en
de op deze wetten betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten.
Voor de omzetbelasting, meer specifiek voor goederen die rond het tijdstip van de terugtrekking van het VK uit de EU onderweg zijn van of naar het VK, kan nog geen nationaal overgangsrecht worden vastgesteld. Dit overgangsrecht moet worden gebaseerd op guidelines van de Europese Commissie en die zijn nog niet vastgesteld. Dit wordt medio maart verwacht. Daarna zal het beleidsbesluit worden aangevuld.
Nieuwe gevallen
De overgangsregeling is primair bedoeld voor burgers en bedrijven waarvoor als gevolg van de no deal Brexit de (fiscale) situatie direct wijzigt (de bestaande gevallen). Voor nieuwe gevallen, bijvoorbeeld mensen die na 29 maart 2019 maar nog in 2019 naar het Verenigd Koninkrijk verhuizen, zou het standpunt kunnen worden ingenomen dat een overgangsregeling niet nodig is. Voor de Belastingdienst is het in de uitvoering echter moeilijk om gedurende de periode waarin de overgangsregeling van toepassing is, een onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe gevallen. Om die reden geldt de overgangsregeling gedurende het lopende belastingjaar 2019 of het lopende boekjaar ook voor nieuwe gevallen.
Bron: MvF 08-03-2019, Besluit overgangsregeling ivm Brexit
Betere controle bij UWV
/in Client Online /doorNaast een reeks eerder aangekondigde maatregelen wordt de positie van de interne auditcommissie van het UWV versterkt om dilemma’s en risico’s in de uitvoering eerder zichtbaar en bespreekbaar te maken. Daarnaast vervroegt de minister een deel van de evaluatie van de wet SUWI en de toegezegde evaluatie van het toezichtbeleid.
Verder investeert UWV extra in het vakmanschap van management en medewerkers en in een open cultuur binnen de organisatie.
Bron: Min. SZW, 7-3-2019
Herbeoordeling geldlening bij echtscheiding
/in Client Online /doorDe dga wilde de betaalde rente op de overgenomen leningen in aanmerking nemen als kosten ter verwerving van ab-aandelen. De rechtbank moest bepalen welk deel van de overgenomen schulden kon worden toegerekend aan de toegedeelde ab-aandelen. De rechtbank stelde dat er aanvankelijk geen causaal verband was tussen de hypothecaire leningen en de ab-aandelen, maar dit causale verband kon alsnog zijn ontstaan door de verdeling van de huwelijksgemeenschap als gevolg van de echtscheiding. Als de dga alleen het aanmerkelijk belang zou hebben verkregen, zou hij zijn overbedeeld en zou hij een schuld aan zijn ex-echtgenote hebben gehad. En als hij vervolgens bij een bank geld zou hebben geleend om de schuld aan zijn ex-vrouw te voldoen, zou die schuld kwalificeren als schuld voor behoud van het aanmerkelijk belang. Daarom kon de betaalde rente in principe worden toegerekend aan de ab-aandelen. Wel oordeelde de rechter dat, als gevolg van de totale verdeling, de betaalde rente niet volledig toerekenbaar was aan het aandelenpakket.
Bron: Rb. Gelderland, 11-02-2019
De werkgevers roepen vakbonden weer aan tafel voor pensioenakkoord
/in Client Online /doorJuist in dit versplinterde politieke landschap moet de polder volgens de werkgeversvoorzitters zijn stabiliserende rol vervullen. De oplossing is volgens de werkgevers dat de stijging van de AOW-leeftijd wordt afgevlakt. Dat het eerder stoppen in zware beroepen mogelijk moet worden gemaakt met maatwerk. Dat zzp’ers beter toegang krijgen tot pensioen. Én dat pech- en gelukgeneraties worden voorkomen.
Bron: VNO-NCW / MKB-Nederland, 09-03-2019
Wetsvoorstel rekening-courantmaatregel dga ter consultatie
/in Client Online /doorAb-houders moeten vanaf de datum van inwerkingtreding van de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen box 2-belasting betalen over leningen van hun vennootschap voor zover die leningen hoger zijn dan € 500.000. Wanneer een lening een eigenwoningschuld vormt, wordt deze onder bepaalde voorwaarden volledig uitgezonderd. Om te kwalificeren voor de uitzondering van de maatregel moet de schuld in ieder geval voldoen aan de voorwaarden van de eigenwoningregeling in de Wet IB 2001. Daarnaast wordt voor nieuwe eigenwoningschulden ook de voorwaarde gesteld dat de ab-houder een recht van hypotheek verstrekt aan zijn vennootschap.
De voorgestelde maatregel heeft alleen gevolgen voor de bepaling van het inkomen uit aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting. In afwijking van de systematiek van de Wet IB 2001, wordt voorgesteld de ab-houder niet individueel maar met zijn partner gezamenlijk in de heffing te betrekken voor hun schulden boven de € 500.000 aan de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden. Alle typen leningen vallen onder de regeling ter bepaling van het totaalbedrag aan schulden.
De consultatie staat open tot 1 april 2019. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in de zomer ingediend bij de Tweede Kamer, zodat de maatregelen per 1 januari 2022 in werking kunnen treden.
Bron: Internetconsultatie Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap, 04-03-2019
Omkering bewijslast bij incorrecte administratie
/in Client Online /doorHet hof oordeelde dat de inspecteur voldoende had bewezen dat de administratie onjuist was. Op de witte facturen in de boekhouding waren namelijk met pen bedragen vermeld die overeenkwamen met de bedragen uit de zwarte boekhouding van de Belgische groothandel. Ook was er regelmatig sprake van negatieve kassaldi, was het brutowinstpercentage opvallend laag én was de omzet te laag in verhouding tot de inzet van het personeel. Daarom werd de bewijslast omgekeerd, waarna de bakker er niet in slaagde om geschikt tegenbewijs te leveren. En omdat het hof vond dat de schatting van de fiscus redelijk was, bleven de opgelegde navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Bron: Hof Den Bosch, 29-11-2018 (gepubl. 27-2-2019)
Herstel dekkingsgraad pensioenfondsen zet door
/in Client Online /doorHet vermogen van pensioenfondsen is in februari verder gestegen. Het herstel op de financiële markten sinds januari zette in februari door, ondanks de Brexit-perikelen en het dalende consumentenvertrouwen. De aandelenmarkten behaalden een rendement van 3%. In het kielzog van de aandelen daalden de kredietopslagen van obligaties.
Toch blijft het voor een aantal pensioenfondsen spannend of er eind 2020 of 2021 gekort moet worden op uitkeringen. De rente is op een historisch laag punt en er hoeft maar iets met de aandelen te gebeuren en de fondsen zijn terug in de gevarenzone. Aon waakt voor teveel optimisme. De rente zal voorlopig laag blijven en de verwachtingen voor rendementen op bijvoorbeeld aandelen zijn gematigd.
Bron: AON, 01-03-2019
Reisdag is een buitenlandse werkdag
/in Client Online /doorBron: Rb. Noord-Nederland, 19-2-2019
Lage sectorpremie niet van toepassing
/in Client Online /doorzij binnen een jaar na aanvang van de dienstbetrekking op grond van die dienstbetrekking recht hebben op een werkloosheidsuitkering; of
de omvang van de werkzaamheden niet in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld; en
overige werknemers.
Het hof overweegt dat uit de wet- en regelgeving volgt dat in een situatie als de onderhavige uit het samenstel van de gesloten overeenkomsten, die in hun onderlinge samenhang moeten worden beschouwd, moet blijken dat de werknemer voor tenminste een jaar in dienstbetrekking zal staan, wil er sprake zijn van toepassing van het lage sectorpremiepercentage.
De werkelijke indiensttreding vindt plaats op een later tijdstip dan waarop de uitzendovereenkomst is gesloten, volgens de uitzendovereenkomst, zonder dat de datum uitdiensttreding ook wordt verschoven. Hierdoor is in de uitzendovereenkomst rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overeenkomst korter dan een jaar duurt. Dit heeft in een aantal gevallen ook daadwerkelijk plaatsgevonden. In de ‘bevestiging van uitzending’ is afgesproken dat de werkzaamheden bij de bv maximaal 6 maanden duren. De uitzendovereenkomst eindigt van rechtswege op het moment dat de werknemer na het oogstseizoen terugkeert naar zijn woonland en niet terugkeert naar Nederland. Het uitzendbedrijf had bijna geen andere opdrachtgevers waar de uitzendkrachten te werk konden worden gesteld. Daarbij is het uitzendbedrijf te laat begonnen met zoeken naar andere opdrachtgevers. Het ligt dan ook niet voor de hand dat het uitzendbedrijf de bedoeling had om de uitzendkrachten voor langere tijd aan zich te binden dan voor het aspergeseizoen. Toepassing van het lage sectorpremiepercentage is dan ook niet terecht. Het hoger beroep is ongegrond. Het hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Bron: Hof Den Bosch, 15-11-2018